Ondertussen bereiken ons tegenstrijdige – om niet te zeggen alarmerende – berichten. Doorgewinterde Bondliefhebbers zagen tot hun afschuw dat de meesterspion met de dubbele 00 op de oude filmposters opeens zijn pistool kwijt was: weg gefotoshopt. En dat terwijl iedereen, bekend met de trailer van Casino Royale, weet dat de geheimagent die in aanmerking wil komen voor een 00-licentie eerst twee tegenstanders dient te hebben uitgeschakeld met meer dan een corrigerende tik alvorens Personeelszaken zijn aanvraag überhaupt in behandeling zal nemen.
Nemen we die posters serieus, dan is Bond voortaan een soort BOA? Een beambte die braaf de Algemene Plaatselijke Verordening handhaaft. De man die bij de uitoefening van zijn dagelijks werk niet zelden genoodzaakt zag de grens van het toelaatbare te passeren omdat fatsoen ondoenlijk was, mag hoogstens nog deugnieten met pepperspray belagen. Mits oog houdend voor de proportionaliteit en subsidiariteit van zijn geweldsinzet. De demotie zou iets te maken kunnen hebben met het contrastrijke beeld van de hedendaagse man. Of stoer, behept met losse handjes, dominant en neigend tot handtastelijkheden. Of een zachtaardige sul die spandoeken maakt tegen het uitlogen van koraalriffen en ‘pardon’ zegt als hij op de roltrap per ongeluk tegen een dame botst.
De nieuwe eigenaren van het Bond-merk willen Bond kennelijk transformeren naar een staat van zijn waarin hij alert is op raciale vooroordelen, discriminatie van minderheden en vrouwonvriendelijkheden. Kan. Natuurlijk. Alles kan. Maar eigenlijk geen idee vanonder welke steen deze vlaag van fatsoensrakkerij is aankomen waaien. Trouwens, volgens mij was James Bond daar al die tijd al mee bezig; op zijn manier. Bovendien, de tijd dat een Walther PPK werd gezien als een libidoversterkend instrument lijkt me nogal achterhaald. Sinds de introductie van 3D is de realiteit dat uit bijna elk geprint product kogels kunnen worden geschoten. Je kunt het ook te bont maken.
De verzekering van de nieuwste scriptschrijver van een James Bond-avontuur dat de komende James ‘beter, sterker een brutaler’ wordt, lijkt me nogal in tegenspraak met het nieuwe streefimago van James Bond. Maar ook om een andere redenen, stelde diens voornemen mij allerminst gerust. Hoewel ongetwijfeld bedoeld als aanbeveling sloegen bij mij de twijfels toe. Immers, in de pauze tussen de laatste en komende Bondfilm krijgen we dagelijks beelden van zoveel échte conflicten in al hun gruwelijk realisme voorgeschoteld – het ene bijkans bij ons om de hoek, de andere niet eens veel verder weg – dat de werkelijkheid de fictie al hoog en breed heeft ingehaald. Op die plekken loopt iedere soldaat bij wijze van spreken met een 00-licentie op zak. Voor een Bondbedenker is bij zo’n overtreffende trap aan dagelijks geweld geen eer te behalen. Dat zal dus anders moeten! Noem het een cinematografische uitdaging.
De Britten beschouwen James Bond, ondanks zijn fictieve personage, als de man die na de Tweede Oorlog een getraumatiseerde natie, verwoed zoekend naar een nieuwe identiteit, fungeert als antidotum. De ‘goede oorlog’ was weliswaar gewonnen maar van de grandeur van een internationale superpower restte nog maar weinig. Wel was het afscheid van de grootste kolonie – India – soepel verlopen. Althans vanuit Brits perspectief. Maar toen de president van Egypte tien jaar later het Suezkanaal nationaliseerde – een connectie die werd beschouwd als een van de juwelen in het Britse imperiale portfolio – bleek dat het verval aan prestige nog niet helemaal was verwerkt.
Groot-Brittannië reageerde min of meer op de manier waarop Nederland eerder met Indonesië was omgesprongen: oorlog voeren, onder het mom van een politionele actie. De ‘Suez-crisis’ maakte dat het imperiale liedje verstomde. Groot-Brittannië raakte voorgoed de zeggenschap over ’s werelds waterwegen kwijt. Het werd een debacle: de last stand van een wereldrijk in verval.
In het Kremlin warmden de leiders van de Sovjet-Unie zich aan de deconfiture van het ‘perfide Albion’ en lachten in hun koude oorlog-vuistje. Aangemoedigd door die militaire zeperd werd het IJzeren Gordijn nog dichter getrokken. Te Berlijn werd begonnen met de bouw van een muur. Vooral bedoeld om Oost-Duitse kameraden te beletten naar het vrije westen te vluchten. Het is dan 1961; het jaar waarop James Bond zich voor het eerst presenteert op het witte doek. De meesterspion kwam als geroepen. In de kortste keren wordt hij de personificatie van een vaderlandse beschermheilige. Naast Sint-David van Wales, Sint-Andreas voor Schotland en Sint-Patrick voor de Noord-Ieren, een afschaduwing van Sint George.
‘Mijn naam is Joris, Sint-Joris.’ Een eigentijdse koning Arthur die het koninkrijk beschermt tegen vuige, vileine vijanden die het slechtste voor hebben met de wereld, en met het Verenigd Koninkrijk in het bijzonder.
Casper Jansen