De hoofdstad van je land NUUK noemen, is natuurlijk vragen om moeilijkheden. Zal ongetwijfeld iets betekenen maar ’t klinkt naar weinig, naar niets en noppes. Dat wil zeggen: in niet-Groenlandse oren. Elk taaltje, z’n kwaaltje.
De noordelijkste hoofdstad van de wereld, gelegen op een landtong (= NUUK voor Inuit) aan de Labrador Zee, kan met 20.000 inwoners gerust klein worden genoemd. Het eiland is 50x groter dan Nederland waardoor het stadje wegvalt in het witte niets en niemendal. Desondanks had iedereen het er opeens over. Ik zal niet beweren dat Groenland hét gesprek aan het zwembad of boven de pizza was, maar het intrigeerde. Waar ligt het eigenlijk, precies? Wat zeg je: de Amerikanen willen het hebben? Waarom? Hebben de Denen er de balen van en een bord met Te Koop op een ijsberg gezet?
De ontdekkers van Groenland waren geen Vikingen. Ze kwamen van het noorden van Siberië, over de gletsjers van Alaska, met hun hondensleeën naar Groenland gegleden. Die verbinding over land bestond toen nog. Door de stijging van de zeespiegel, aan het einde van de laatste ijstijd, ging die landbrug kopje onder.
Dus stapten die ‘eerste ontdekkers’ in hun kajak om de oversteek te wagen. Waarom? Wat was er zo anders dan waar ze vandaan kwamen? IJs en sneeuw, verder eigenlijk niets. Bekend terrein, zou je zeggen. Wellicht juist daarom voelde die reis als een soort laatste stap.
Je vestigen op een plek waar men niet zo gauw iemand anders tegenkomt heeft iets desperaats maar verraadt ook een behoefte aan veiligheid. Een eigen plek ‘onder de noorderzon’ om ongestoord je maaltje vis en kostje rendierbout bij elkaar te scharrelen. Die eendelijke sfeer van ‘bemoei je met je eigen zaken’ hangt er nog steeds, op Groenland. Het eiland is zo uitgestrekt en dunbevolkt dat er tussen de stadjes en dorpen – langs de kust want het binnenland is alleen maar ijs – geeneens wegen lopen. Dat geïsoleerde heeft de inheemse bevolking de naam bezorgd van eigenheimers. Behept met kille omgangsvormen. ‘Waarom zou je iemand uit een ander dorp groeten als je geen idee hebt wie dat is’. Wel schijnen ze te ontdooien na een paar kroezen gletsjerbier.
‘Ze’. Vroeger werd iedereen die rond de poolcirkel woonden en werkte Eskimo genoemd. Zo’n verzamelnaam doet geen recht aan de etnische, historische en culturele verschillen tussen de gemeenschappen die erg van wanten weten. Zo noemen we een bewoner van Groenland geen Groenlander maar Inuit, wat ‘pelsjager op sneeuwschoenen’ betekent.
Wie meer solitair wil leven en werken dan de Inuk, moet van wanten weten. Dat iedereen zich opeens zo nodig wenst te bekommeren om die polaire plek heeft echter niets te maken met een golf van decadent escapisme, aangewakkerd door een steeds warmer wordende wereld. Cool? Geenszins. Heeft alles te maken met geopolitiek. De notie dat aardrijkskundige gesteldheid en strategische ligging van invloed kan zijn op staatkundige vraagstukken ging, nog niet eens zo heel lang geleden, door het leven als imperialisme of kolonialisme. Een verleden waarop men – gezien de huidige trend in geschiedschrijving – allerminst trots dient te zijn.
Over hoe dat werkt wanneer buitenstaanders opeens belangstelling voor je krijgen, weten ze op Groenland mee te praten.
Groenland werd ‘gevonden’ door een IJslander, met Noorse wortels: Erik de Rode. Geen gemakkelijk heerschap want hij vertrok met ruzie. Half vluchteling, half asielzoeker, besloot hij zijn geluk elders na te jagen. Had hij recht op, vond hij. Het blijft intrigeren waarom Erik het eiland, waar hij bij wijze van spreken, tegenaan voer, ‘groen’ noemde. Wat het was en is toch grotendeels wit. Wellicht de schuld van de eerste Scandinaviërs die IJsland ‘ontdekte’, en hem voor waren geweest en toen besloten hadden die plek gewoon ‘Sneeuwland’ te noemen; een ‘wittige’ naam was dus al vergeven. Dus moest er iets originelers worden bedacht. Wie evenwel besluit een wit eiland te omschrijven als groen, is óf sneeuwblind geweest, óf snapte de kleurenwaaier niet óf was in ernstige mate creatief.
Kan zijn dat wittinten als pips, bescheten of vaal misschien minder appeal zouden hebben gehad en dat de klad was gekomen in de poëzie van de geografische mythologie waar ze op IJsland zo dol waren. Maar Erik zou ermee wel dichter bij de waarheid zijn gebleven en er bovendien een troubadourachtige reputatie aan hebben overgehouden. Een oppoetsbeurt die hij best kon gebruiken.
Kan natuurlijk een PR-stunt zijn geweest. Om zo meer landverhuizers naar het gebied te lokken. Bovendien zijn er een paar fjorden die zo ver het land insteken dat ijs, zout en wind daar minder vat krijgen op het microklimaat. Waardoor er daar geen sprake hoefde te zijn van een opgehemeld maar van een waarachtig ‘groen’ walhalla.
Casper Jansen