Paniek. Zeshonderd miljard aan beurswaarde verdampt. Beleggers van de kook. En waardoor? Vanwege een AI-bot van Chinese makelij die net zo goed presteert als de bestaande taalmodellen maar dat doet met minder data en rekenkracht. Wat het model sneller, goedkoper en duurzamer maakt. Me dunkt een doorbraak. Zo disruptief, revolutionair en veelbelovend, dat het de beurskoersen naar ongekende hoogte had moeten jagen.
Het tegenovergestelde gebeurde. Positief nieuws ontaardde in een beleggerscalamiteitje waarbij niet de ratio maar emotie de overhand kreeg. Vooral vreemd omdat men niet buitensporig intelligent hoeft te zijn om te begrijpen dat het vooralsnog niet de vertaling van menselijke gevoelswaarden is waar artificiële intelligentie in uitblinkt.
Dat de lancering van een revolutionair geautomatiseerde babbelaar uit China die kan concurreren met de Amerikaanse versies zoveel tumult veroorzaakte, is best wel zorgelijk. Begrijp me goed, ik begrijp lang niet alles van AI – wie wel – maar wel dat kunstmatige intelligentie ons zeeën aan tijd kan én gaat besparen. Voor van alles en nog wat. Alleen, het ontwikkelen van de software die ons ten dienste staat om complexe problemen sneller en slimmer op te lossen, is een tijdrovende en kostbare zaak. Investeringen die moeten worden terugverdiend. Snapt iedereen. En dan opeens verschijnt er op de markt een bedrijf dat bewijst dat AI ons niet alleen ‘intelligenter’ maakt maar het in zich heeft om ook zichzelf te overtreffen. Is dat niet ten diepste wat AI wil zijn? Excelleren in beter worden.
Natuurlijk, het was even schrikken. Maar wat is er mis met een chatbot die goedkoper kan worden getraind dan voor mogelijk werd gehouden. We waren eraan gewend geraakt dat, wil kunstmatige intelligentie zich ‘goed geïnformeerd’ gedragen, er gegrasduind moet worden in enorme stapels boeken, kranten, tijdschriften plus websites en andere media. Om te kunnen werken met deze verzameling aan datasets zijn powercomputers vereist. Financiële veelvraten. Kortom, de ontwikkeling van AI vraagt om diepe zakken.
Dat OpenAI, het bedrijf achter ChatGPT, in een eerste opwelling minder opgetogen reageerde op het brekende nieuws van DeepSeek, het Chinese bedrijf dat de status quo doet wankelen, valt enigszins te begrijpen. Volgens OpenAI had het er alle schijn van dat de Chinezen hun modellen hadden getraind aan de hand van hun software. Met andere woorden: de Chinezen hadden het ‘Open’ wel héél érg letterlijk opgevat. Los van de implicatie dat ‘open’ minder wagenwijd is dan de bedrijfsnaam suggereert, wordt zo wel erg gemakzuchtig voorbijgegaan aan het slimme van de Chinezen om kleinere modellen te trainen die op hun beurt leren van een andere, krachtiger modellen. De ‘diepe zoekers’ zijn daar heel open in. Dus niets staat andere AI-ontwikkelaars in de weg om op z’n Chinees aan de slag te gaan en de werkwijze per omgaande te integreren in de eigen trainingsmethoden.
Doet het pijn om niet langer een AI-rolmodel te zijn? Kan me voorstellen dat het zo voelt. Ten onrechte. Opnieuw zitten de emoties het koele redeneren in de weg. Het zijn van AI-rolmodel staat niet gelijk aan marktleiderschap. Laat staan het malle idee om Haantje de Voorste te willen zijn in een AI-wedloop tussen geopolitieke machtsblokken. Vrees dat het zo’n ‘Chimaera’ is geweest die de beurshandelaren van hun zinnen beroofde waardoor ze het onderscheid tussen ‘Stier’ en ‘Beer’ niet meer konden maken en een spectaculaire winstverwachting veranderde in een aandelenfiasco. Zondegeld door kennisomissie. Geen voorbeeld dat navolging verdient. Het ware AI-rolmodel is de inspirerende brenger van de boodschap: ‘werk samen met AI en doe je voordeel met de meerwaarde die daaruit ontstaat’.
Co-intelligentie, daar zou ik mijn geld op zetten.
Casper Jansen