‘We gaan naar Zandvoort bij de zee. We nemen broodjes en koffie mee’. Zee en strand rijmen. Zonder zee is strand gewoon een zandweg. De magie zit ‘m in de combinatie. Van die twee betovert de zee ons het meest. Alleen al het kijken ernaar kalmeert. Bij pootjebaden komt endorfine vrij. Hoe dartel de effecten van die ‘goedgevoel’-chemicaliën ook zijn, tegelijk vertroebelen ze onze waarneming. ‘Als het golft dan golft het goed’ zongen ze bij een van mijn favoriete bands De Dijk. Maar wat onder water golft, golft niet zo goed.
Oceanen moeten wel over enorme ontfermende eigenschappen beschikken om de mensheid niet te laten stikken in haar eigen vuil. Zolang er mensen bestaan hebben ze de zee als vuilnisbak gebruikt. Alle denkbare viezigheid en gevaarlijke overtolligheid is erin gedumpt. Desondanks is het reinigend vermogen van de zee schijnbaar zo groot dat we er op de toeristische hotspots weinig of niets van zien. Oceanen zijn de witwassers van de zwartste menselijke praktijken. ‘Merk er niets van. Kijk maar, hoe heerlijk helder!’ Je zou dus kunnen zeggen dat de schuld voor de plannen die in de maak zijn om de bodem leeg te schrapen eerstens bij de zeeën en oceanen zelf moet worden gelegd.
‘Kan er ook nog wel bij!’ Zou je zeggen want de aanvechting voor de plotse schoonmaakwoede wordt niet gegenereerd door het wegwerken van ‘achterstallig onderhoud’ maar door de jacht op zeldzame metalen. Kobalt, nikkel, lithium, koper. Gevormd gedurende miljoenen jaren, laagje voor laagje. Inmiddels circa 20 miljard ton. Opgeslagen en keurig verpakt in glimmende zwarte brokken zoals alleen de natuur dat kan. Diepzee-aardappelen, klaar om te worden gerooid voor de energietransitie.
Mangaanknollen – zo worden ze genoemd – liggen daar, zo voor het oprapen. Nou, dat ook weer niet helemaal. Die stenige klontjes bevinden zich op de diepzeebodem, meer dan 4.000 meter diep. Die ‘batterijtjes in spe’ boven water halen, gaat dus zomaar niet. Er komen reusachtige onderwaterstofzuigers aan te pas. Om ze, via een buis omhoog, in de knollenboot te spugen.
Ontginning van de zeebodem is feitelijk een onontgonnen gebied. Het is wroeten en pulken in een leefomgeving waarover bar weinig bekend is. Welke dieren leven er? Welke ecosystemen gaan verloren als, nog grotendeels, onbekende beestjes, virussen en bacteriën massaal worden weggezogen?
Voor voorstanders is diepzeemijnbouw niets anders dan nobel duiken. Tjokvolle klompjes zoeken en die delven voor de energietransformatie. ‘Delf, baby, delf!’ Tegenstanders laken deze ‘race naar de bodem’ als schatgraven met vervalste kaarten. ‘De methode mag nieuw zijn maar de delvers zijn geen haar beter dan de piraten van weleer’.
Dat koortsachtig zoeken naar grondstoffen voor accumulatoren om energie op te slaan en weer af te geven, doet denken aan kapitein Nemo uit ‘Twintigduizend mijlen onder zee’. De futuristische roman van Jules Verne (1869) gaat over een man, zo woedend over de cynische uitbuitingspolitiek en het imperialistische optreden van de wereldmachten dat hij besluit om er – letterlijk – tegen uit te varen.
De Nemo van nu zou zich waarschijnlijk hebben vastgeketend aan een dukdalf op een marinewerf of een aanklagende podcast volgepraat. De Nemo van toen ontwerpt zijn eigen onderzeeër. De ‘Nautilus’. Met een dubbeldoel. Om zich erin terug te trekken, ver van de verdorven wereld, en tevens om, vanuit zijn veilige bubbel, oorlogsschepen naar de kelder te jagen. Koopvaardijschepen laat hij ongemoeid. Vrachtschepen die spioneren of met hun ankers kabels op de zeebodem onklaar maken, ging de fantasie van de literaire schepper van de duikbootkapitein kennelijk te boven.
‘De Nautilus’ is een sub aquatisch novum, een ‘meesterwerk met meesterwerken’. Voortgestuwd door elektriciteit, opgewekt uit natrium, geleverd door extractie van zeewater. Zo innovatief als brandstof is, zo behoudend is het interieur van deze onderwaterwoonboot. Ziet eruit als een Parijs boudoir, ten tijde van de Belle Epoque. Een behagelijke weelderigheid die naar alle waarschijnlijkheid door de inrichters van de duikboten die momenteel voor de Nederlandse marine worden gebouwd, niet zal worden nagestreefd.
Is Nemo een activist of een escapist? Verraadt zijn orgelspel, op een instrument van kathedrale omvang en gezegend met dito galm, een hang naar vertrekken uit de werkelijkheid? Zoiets als verhuizen naar Drenthe? Of is dat balgen uit de pijpen een prima uitlaatklep om zijn vredesactivisme postnuttig leven in te blazen? Al met al is deze ver doordachte versie van een duikboot het product van denkkracht, originaliteit en het talent om los te komen van conventies betreffende denken en legitimiteit. Doe dat Nemo, of zijn geestelijke vader Jules Verne, maar ‘s na.
Nemo zou de passagiers op de ‘Nautilus’ hebben voorgehouden dat – vooruitlopend op een uitspraak van een veel later levende filmregisseur – nieuwe inzichten beginnen met een idee. ‘Heb je een idee, volg dat dan’. Krijg je het idee om ranja met een rietje te gaan drinken op een Amsterdams terras, doe dat dan. Komt het idee bij je op om, in plaats van een mangaanmix, autobatterijen te maken, op basis van een grondstof waarvoor niet eerst de zeebodem hoeft te worden vernield, laat je dan leiden door die inval. Wat te denken van PFAS. Gewoon te vinden, op de deurmat ‘Zo voor het oprapen’ als het ware. De antiklevers zijn uniek omdat ze veel eigenschappen verenigen. Ze zijn hittebestendig, waterkerend en vetafstotend, en zorgen voor isolatie en elektriciteit. Geen vreemdheid zo bekend als PFAS. Hollen we eindelijk eens een keertje niet achter de Chinezen aan maar voor ze uit. Of anders, probeer ‘s ijzerpoeder, roest. ‘Tis maar een idee, natuurlijk!
Geen transitie is zonder transformatie. Het laten zien dat het onmogelijke altijd begint bij het zien van de mogelijkheden, ontstaat uit een esprit van toewijding, samenwerking en gemeenschapszin.
Alle begin is moeilijk?
Maak een strandwandeling, besef dat zeewater meer is dan kraanwater met een lepel zout, heen en weer golvend over zand. Ontdek de samenhang tussen wat er altijd al was en delf ‘de stof waarvan de dromen zijn’.
Casper Jansen