Door Europa
Een trein waarin je kon slapen en eten. De zoon van een Belgische bankier zag het in Amerika en vond […]
Eens. Heel lang gelden. Wie toen iets over nieuwe auto’s wilde weten, moest naar de dokter. In de wachtkamer van iedere huisarts lag Arts & Auto, een periodiek om de tijd te doden. In die tijd gingen dokter nog vaak op huisbezoek. Vooral op het platteland kwamen ze helend langs. Zij hadden immers een auto en de meeste patiënten niet. Het was de tijd dat een magazine nog gewoon tijdschrift werd genoemd.
Toen het autobezit groeide namen de kranten het autonieuws over. Doorgaans in de zaterdagbijlage, bij het andere consumentennieuws. De fiets – toch vaak verheerlijkt als onze laaglandse levensstijl – viel die aandacht zelden te beurt. Te gewoon. Daar brachten ook de handremmen die de snelheidsbeteugeling door middel van een bokkige en vertragende achteruittrap vervingen, geen verandering in. Een nieuwe fiets was geen nieuws. Een nieuwe fiets werd gekocht omdat naaf, voorvork of zadelpen kuren begonnen te vertonen. Enigszins voorspelbaar was dat overigens wel. Want anders dan bij een autodealer kocht je een fiets bij een fietsenmaker of rijwielhersteller. Nomen est omen.
Rijwielen en fietsachtige transportmiddelen, in alle vormen, formaten en functionaliteiten, hebben de fiets getransformeerd van een ietwat saai oer-Hollands vervoermiddel naar een trendy lifestylevehikel. Zeker sinds de fiets auto-achtige kenmerken begon te vertonen. Wat dan gemakshalve wordt vergeten, is dat die populariteit al eerder in gang werd gezet door pedaleurs die vonden dat gezonde buitenlucht en gezonde kuitspieren elkaars evenknie dienden te zijn. Maar die bewuste trappers, de trendsetters van toen, zijn in de meest letterlijke zin ingehaald door de elektrische fiets. De buitenlucht is gebleven maar de zero-velo is vervangen door een, in meer dan één opzicht, angstaanjagend geëlektrificeerd gejakker over de fietspaden, zonder dat daarbij nog maar een voet hoeft te worden verzet. Fat Bikes zijn Obesitas Oppeppers. SUV’s op twee wielen. Kiloknallers, zonder uitlaat.
In tegenstelling tot deze dikdoenerij is ook al een tijdje de minimalistische stadsfiets van VanMoof te koop. Mateloos populair bij Randstedelingen en ander hip volk. Welhaast een statussymbool voor wie alles heeft en dat aan iedereen wil laten zien door te rijden op iets wat een gewone fiets niet is. Het nieuwe ontberen. Slanke lijn door een slim slot en de accu in het frame te integreren. Maar desondanks een binnenvetter want de elektriek doet het zware werk. Met dat zo gedesigneerde mobiele niks verwierf het merk zelfs een naamsbekendheid die vele malen groter was dan het marktaandeel. Leuk voor de marketingmensen.
Dat deze E-bike in bos en beemd zelden werd waargenomen, wilde nog niet zeggen dat buitenlui de grote stad dat anorexiavervoermiddel misgunden. Wat tussen heg en steg wel de wenkbrauwen deed fronzen, was toen bekend werd dat het verdienmodel van het bedrijf weliswaar was gebaseerd op de productie van eigen unieke onderdelen – Mooi! Eigen makelij! – maar dat de keerzijde van die strategie was dat kapotte onderdelen niet werden gerepareerd maar meteen vervangen door nieuwe. Te leveren door de leverancier zelf.
In de media is nogal stampij gemaakt over het feite dat, toen het bedrijf financieel in de problemen kwam, de levering van onderdelen haperde of zelfs noodgedwongen achterwege bleef en dat de klanten vervolgens nergens terecht konden voor een reparatie. Erg genoeg. Maar, wat bij al dat tumult niemand zich leek af te vragen waarom we überhaupt nog op fietsen willen rijden die zijn ontworpen en geproduceerd zonder een boodschap te hebben aan de wetten – of eisen – van de circulaire economie. Wie het motto: ‘als iets kapot is, moet je het vervangen’ niet meer van deze tijd vindt, kiest voor fietsenmaker die tevens rijwielhersteller is. En dus zorgt dat dat karretje jarenlang blijft voortbewegen over ’s lands wegen. Da’s pas hip en bij de tijd!
Casper Jansen
Photo by Hiroshi Kimura on Unsplash