Kanoën tijdens de zondvloed

Op de Libische hoogvlakte viel zoveel regen dat twee dammen instortten. Tussen de stranden van de Middellandse Zee en de hoogvlakte met die waterkeringen lag een flinke kustplaats. Nu niet meer. Meters hoge golven spoelden grote delen van de stad weg. Twintigduizend inwoners met zich meesleurend de zee in. Toen de eerste schrik en het ongeloof voorbij waren, hoorde ik een regeringsfunctionaris zeggen dat hij ons land om hulp ging vragen. Hij refereerde aan de watersnoodramp van 1953 en hoe de Nederlanders daarna het water een halt hadden toegeroepen.

Nederlanders hebben verstand van water. Vooral waar en wanneer er te veel van is, wilde hij maar zeggen. In een mengeling van trots en verbazing vroeg ik me af hoe iemand uit Libië zoiets paraat kon hebben. Kwam dat door de successen van onze roeiers bij het WK te Belgrado? Of de natte gouden medaille bij het iQFoil surfen, behaald bij Scheveningen? Waren het misschien onze beachvolleyballers? Mogelijk de primeur over de zelf varende elektrische pontjes die in Parijs moeten gaan varen bij de Olympische Spelen in Parijs. Van plastic. Uitgeprint door een Nederlandse scheepswerf. Je weet ’t gewoon niet!

Hoe dan ook, het imago van Nederlanders als watermanagers is top. Dankzij de dijken kan het wassende water ons immers niet meer bereiken. Dat men zich in het verre Libië in een tijd van ongekende rampspoed de Nederlandse deltawerken herinnert vind ik al zo onvoorstelbaar dat het me niet zou mogen verbazen als ook de tekst van het gelijknamige lied van Freek de Jonge bekend is in Tripoli en wijde omstreken. ‘De natuur is een monster, de mens is een dwerg’. Klopt!

Wie de hele tekst goed tot zich laat doordringen, realiseert zich evenwel dat er een groot verschil bestaat tussen de watersnood in Libië en het overspoelen van delen van Zeeland en Zuid – Holland. De desastreuze vloedgolf kwam niet uit zee maar vanaf het vaste land. Niet pats in je stoere smoel maar verraderlijk vanuit de rug.

Van binnen of van buiten. Een en ander vraagt om een andere expertise. Hebben onze watermanagers die ook in huis? Daar ben ik nog niet zo zeker van. Het noodweer in Limburg laat zien dat je je tegen ‘water dat je in de rug aanvalt’ op een andere manier teweer moet stellen dan tegen de zee. Zoet water versus zoutwater. In Valkenburg kunnen ze erover meepraten. Dat oergezellige mergelstadje aan de Geul, werd in twee jaar tijd drie keer geteisterd door wateroverlast. Daar hebben ondernemers en huiseigenaren nog weinig anders dan emmers en dweilen tot hun beschikking wanneer de hemelkraan wijd opengaat. Verder dan een ontoereikende coulanceregeling zijn ze nog niet gekomen. Terwijl verzekeraars roepen: ‘Kom op, zeg! We blijven niet aan de gang. Ravages, als gevolg noodweer boven precies dezelfde plek, vergoeden we niet telkens opnieuw’. Dat klinkt niet alsof de ‘Geest van de Deltawerken’ reeds kalmerend – of nog beter: managend – over de wateren van de Maas heeft gezweefd.

Nu moet je nooit leed met leed vergelijken. Met het geografische gegeven dat Valkenburg in ‘het kloppend hart van het heuvelland’ ligt, houdt de vergelijking met het Libische achterland wel op. Wat we wel met elkaar mogen vergelijken is hoeveel water er klotst tussen identiteit en imago. In de delta is die afstand gering en staan die twee ferm met de poten in de klei. Dankzij de dijken. Maar’ als ik de binnengaatse berichten uit Valkenburg goed begrijp, is men daar inmiddels niet veel verder dan de aanleg van hogere trottoirbanden. Dat klinkt toch meer als openbare werken dan als watermanagement. Meer een kano om weg te roeien van de zondvloed dan de permanente veiligheid van een Ark. Geen dijk van een oplossing, wil ik maar zeggen.

Casper Jansen

Photo by Mitchel Paschedag on Unsplash

Gerelateerde blogs

Bekijk alle blogs