Door Europa
Een trein waarin je kon slapen en eten. De zoon van een Belgische bankier zag het in Amerika en vond […]
Even halthouden voordat ik de trap op ga, ik doe het niet dagelijks. Meestal gewoon er af of op. Rap. Gedachteloos. Maar goed ook want anders kom je, zo niet nergens, dan toch in ieder geval ergens later, of zelfs te laat. En wie wil dat.
Waarom dan bij deze trap wel, vroeg ik mezelf af. Niets bijzonders aan. Gewoon een buitentrap. Wel breed, wijd genoeg zodat een aantal lopers erop lineair gelijke tred kan houden. Vroeger meer dan tegenwoordig want ook op trappen is afstand houden geboden. De trap was van steen. Geen natuursteen, zo te zien. Uit één stuk, zonder naden waarin zich in openbare ruimtes altijd sigarettenfilters nestelen – en die zich daar maar lastig door lawaaierige stofzuigers noch wegblazers laten verwijderen.
De kleur was onbestemd. Projectgrijs. Bewust gekozen, vermoedde ik, om heel veel viezige schoenzolen te dragen en te verdragen en dan nog steeds onaangedaan grijs te blijven. Behalve als er koffie op wordt gemorst, dan ontstaat een drabbig bruinbleek ‘koffieverkeerd-defect’. Nog een geluk dat de koffie niet was geplensd op de witte band die links van het midden – als je bovenaan de trap staat – het trappengrijs onderbrak. Voor slechtzienden, stelde ik me zo voor, want esthetisch stelde het contrast geen bal voor. Grauwig grijs en groezelig wit. Zal wel heel utilitair zijn, maar een lekker palet is het niet.
Doordat op het witte loopoppervlak geen noppen zaten, twijfelde ik toch weer. Leek me meer geschikt voor slechtzienden die eigenlijk nog best iets kunnen zien. Want tezamen waren het toch altijd nog circa dertig treden waar je heel erg vanaf kan vallen. Zelfs, zoals in dit geval, als de treden onderbroken worden door twee bordessen. Valbrekers of adempauzes. Op een van die bordessen lagen twee verfrommelde mondkapjes. Met hun blauwheid te nietig om te dienen als bakens in de actuele ruimte, maar wel op te vatten als seinen van de tijd. Want hoe lang is het nog maar geleden dat dergelijk medisch aandoend materiaal, zomaar ergens op straat, ons meteen zou doen denken aan een incident of ongeval, compleet met bekommerende omstanders, brancards en defibrillatoren.
Deze EHBO-associatie bracht me ertoe de trap af te gaan om die eens van onderaf te bekijken. Vanuit mijn nieuwe gezichtspunt was de trap nog steeds een gruizig grijs en de band of lint nog kalkkleurig. Maar nu vielen me ook de stoorborden op; al werd op deze ‘visuele winst’ gekort doordat de mondkapjes buiten mijn gezichtsveld waren komen te liggen. Ook de koffievlek was opeens een triviale herinnering. Al weet je dat met herinneringen nooit. Ons geheugenopslagcapaciteit is weliswaar immens, maar tegelijkertijd een rommelig magazijn waar geen Logistiek Manager aan te pas lijkt te zijn gekomen.
Vanuit mijn lage standpunt was de trap dus ietsje mooier en leek ie ook schoner. En, wat iedereen weet maar me nu opeens trof als een inzicht, was dat een trap op lopen, de trap hoger doet schijnen. Onwillekeurig ga je de treden tellen terwijl je tijdens het afdalen meer gefocust bent op de laatste stap naar het veilige oppervlak. Daar staat tegenover dat sportievelingen nog weleens een paar treden tegelijk nemen om sneller boven te zijn terwijl het roekeloos afdalen hen eerder op gescheurde broek, ontvelde vingers of gebroken enkels komt te staan. En wegspetterende bekers koffie niet te vergeten.
Een nieuw jaar is ook een soort trap. Op een gegeven moment staan we er voor en moeten we keuzes maken. Die nemen we op andere dagen vaak ook, maar een jaarwending geeft er altijd een apart tintje aan. Nemen we de strategische treden omhoog of kiezen we voor de tactische lijn naar beneden. Stijgen of dalen. Het ene is niet per se beter dan het andere. Hangt af van het gekozen perspectief af. En wat weten we dan nog?
Zo hebben we geen idee – zo zit de huidige toekomst nu eenmaal niet in mekaar – welke vorm de curve gaat aannemen. V-vorm, toch een ‘K’, de hockeystick of grilliger en met panische bergen en dalen. Zullen we halverwege bordessen tegenkomen om even uit te blazen of dwingen tijd en trends ons om door te rennen? Krijgen we de inhoud van een koffiebeker over ons uitgekieperd, staat er een display klaar met gratis mondmaskertjes of moeten we ons ‘slechts’ laven aan een filosofische tekst op de stootborden. Of met opzet geschreven op de traptreden. Heel symbolisch doordat op den duur die nadenkwoorden zullen vervagen en uiteindelijk verdwijnen omdat alles in het leven aan slijtage onderhevig is.
Als de filosoof behoort tot het gilde van ambachtslieden dat zich heeft gespecialiseerd in het smeden van ketens, dan zou de boodschap best wel ’s kunnen luiden: kijk in 2021 naar je ketens als naar een trap. Welke kleur hebben jouw schakels? Grommelig grijs of meteen herkenbaar voor iedereen in de keten? Wat zie je aan het begin en wat aan het einde? Zijn de tussenliggende plateaus ingebouwd of juist niet? Kunnen er bij onvoorziene omstandigheden stappen worden overgeslagen? En zo ja, blijft de balans tussen snelheid, kosten, kwaliteit en service dan nog OK?
Oh, ja, dat vergat ik er nog bij te vertellen. Terwijl ik zo mijmerend voortstapte, rolden naast mij gestaag roltrappen. Eentje klom naar boven en de ander schoof naar beneden. Treetjes doelmatigheid. Mits er tussen de wieltjes – die ergens onderaan verborgen, in lusvorm over een rail lopen – van dat diagonaal transportsysteem geen zwervend mondkapje beklemd raakt. Kan zomaar gebeuren. Of niet! Pas als we de trap met de 365 treden nemen, komen we erachter. Want dat is het enige wat te voorspellen is. En, hoe vreemd het misschien ook mag klinken, die greep op de werkelijkheid biedt wonderwel houvast.
Casper Jansen
bron foto: Mavis CW – London