Door Europa
Een trein waarin je kon slapen en eten. De zoon van een Belgische bankier zag het in Amerika en vond […]
De Vaandeldrager. Wat heeft dat schilderij van Rembrandt veel stof doen opwaaien. Opeens was het te koop. En volgens het Rijksmuseum moest Nederland het kopen. Voor honderdvijfenzeventig miljoen. Prijzig portret. Maar het dubbel en dwars waard. Want wel van de schilder zelf, waarschijnlijk. Bovendien geldt de Vaandeldrager als ontbrekende schakel in de collectie van het Rijks. En eerlijk is eerlijk, welke verzamelaar wil dat nou niet, een gat in z’n verzameling opvullen.
Of het een solide argument is, daarover verschillen de meningen. Zo wijzen kunstkenners erop dat van wat Rembrandt in de jaren vijftig van de ‘Gouden Eeuw’ schilderde, de werken in het hoofdstedelijke arsenaal schitteren door afwezigheid. Een schilderij uit die periode, dat zou pas een aanwinst van jewelste zijn geweest. Bij het Rijks vinden ze natuurlijk dat elke Rembrandt die in Amsterdam hangt, en niet in München, St. Petersburg, Londen, Dresden of Frankfurt, per definitie een gatenopvuller is. Kunsthistorische kit. En daar zit wat in.
Er rees ook enige twijfel of de geportretteerde vaandeldrager werkelijk Rembrandt is. Poserend als Zwitserse landsknecht. U weet wel, de huurlingen van toen die voor geld voor je kwamen vechten. Wie zijn gerechtvaardigde strijd wilde winnen, moest flink in de buidel tasten. ’Geen geld, geen Zwitsers’ nietwaar! Dat Rembrandt zichzelf afbeeldde als patriot, bereid om zijn schilderspalet in te ruilen voor musket of hellebaard, wil nog niet zeggen dat hij dat ook meende. Want is het eigenlijk wel een vaandel of een gordijn waarachter de man met de druipsnor zich had verstopt? Voor wie of wat? Het personage dat dan achter die draperie tevoorschijn komt, kan net zo goed Joost van den Vondel zijn, handelaar in kousen, band en passementen én dichter van stichtende vaderlandse poëmen. Een reclameaffiche, min of meer.
De hoogte van het bedrag dat voor de Vaandeldrager moest worden neergeteld, maakte zo mogelijk nog meer tongen los dan het niveau van het kunstwerk. ‘Veel geld voor een beetje verf’. ‘Een vlag voor rijke stinkerds’. ‘Hoeveel moois zou voor die prijs niet tot stand kunnen worden gebracht’. Allemaal waar en onzin tegelijk. Een heerlijk bordje Nasi Rames vergelijken we toch ook niet met een paar grindtegels in de voortuin of een sapcentrifuge. Kunnen we net zo goed eens per jaar naar de bollen gaan om onze portie agrarische esthetiek binnen te werken. Kleurenvitamine.
Wie dan alsnog last krijgt van artistieke ontwenningsverschijnselen kan altijd nog naar het buitenland, is het parool. Sinds kort hoeft zelfs dat niet meer want de kunst komt naar je toe. De Vaandeldrager gaat op tournee. Er is geen ontkomen aan. Niet langer hoeven we naar Amsterdam om de nieuwste Rembrandt te gaan bekijken. Alle twaalf provincies zullen worden aangedaan. Een logistieke trouvaille die wij, van SCEX, natuurlijk toejuichen. De tournee is al begonnen, in Leeuwarden. Op enkele kniepers na die, op vertoon van hun belastingformulier, gratis naar binnen wilden vormde zich voor het Fries Museum een brave rij.
Voor een daadwerkelijk infarct van wachtenden moet je tegenwoordig op Schiphol zijn. Daar demonstreerde onze nationale luchthaven dat een internationale logistieke hub runnen, op basis van een flexibele schil met nul-urencontracten, freelancers en nep-zzp’ers, nu definitief in de boeken is bijgeschreven als raar verdienmodel.
Waar opeens al die bagage-afhandelaars gebleven waren, blijft het gissen. Althans in verkeerstorens, bij taxfreeshops en voor de incheckbalies. Niet in logistieke kringen. Daar zien we het Rembrandteske vlagvertoon als een unieke manier om kunst en vliegwerk te zwaluwstaarten. Een abc’tje voor elke kofferspecialist, op zoek naar een loopbaanperspectief in een branche waar, gezien de recordbedragen die op veilingen worden betaald voor oude meesters en eigentijdse kunst, de transportkosten – van de ene miljonair naar de andere – geen issue kan zijn. Ik denken aan een minuscuul percentage van het aankoopbedrag. Iets met een nul en een cijfer achter de komma, zou de nieuwe CAO’s al danig opfleuren.
In welke mate de gemiddelde bagagebuffellaar deel uitmaakt van de groep liefhebbers van schilderkunst uit de zeventiende eeuw durf ik niet zeggen. Wat ik wel meen te weten, is dat het best uitdagend is om de logistiek te gaan organiseren voor deze kunstreis. Te beginnen met het vinden van een geschikte ladingdrager om een ‘stukje geschiedenis’, gevat in een vitrine waarin luchtvochtigheid en temperatuur stabiel blijven en die garant staat voor schokvrij transport. Een soort koffer, eigenlijk.
En waar bij het voorzichtig naar boven of beneden takelen de kans op kapotte knieën en ontwrichte schouders nihil is. Een werksfeer waarbij crisisparaatheid niet de eerste vereist is, zo stel ik me voor. Eerder de ingestudeerde slow motion waarin begrafenisondernemers zo excelleren. Al zou men kunnen tegenwerpen dat Rembrandt dan misschien dood is maar dat zijn Vaandeldrager levendiger is dan toen die nog op de ezel stond.
In ieder geval omgeven met de dynamiek van mannen en vrouwen met oortjes en het vervoersfestijn van de ene naar de andere provincie dat ongetwijfeld het aanzien zal krijgen van een defilé, voorafgegaan door motorrijders, gepokt en gemazeld in waardentransporten. Arbeidsomstandigheden waarvoor iedere koffersjouwer de vlag of vaandel – zou uitsteken. Met als secondaire arbeidsvoorwaarde, niet alleen het constant oog in oog staan met een kunstwerk van verbluffende virtuositeit waarbij het vervoer hoogwaardiger is en met meer respect dient te gebeuren dan de koffer van de vakantiereiziger, maar omdat iedereen een baan zoekt die ertoe doet.
Van koffergooien tot vaandelzwaaien: banen die naast respect een fatsoenlijke beloning verdienen. Dat is de kunst.
Casper Jansen