Waarover praten wij in 2025. Over van alles en nog wat. En voorspelbaar: in ieder geval over hoe Europa zich staande weet te houden in een turbulente wereld. Het is niet zo dat de geanalyseerde trammelant in de 328 pagina’s van het rapport over de concurrentiepositie in Europa slecht werd ontvangen. Allerminst. Loftuitingen alom. ‘Hier zaten we nou écht op te wachten’, zo’n rapport dus. Een Tour de Force. Beslist niet bestemd om te verdwijnen in de onderste bureaulade.
Desalniettemin viel een lauwe onderstroom niet te ontkennen. Kwam dat door een te veel aan kwel, de overdaad aan kommer? Zoals de tobberige aanbevelingen, gericht op nauwere samenwerking tussen de lidstaten. Volgens de rapporteur is die te traag, niet zelden onsamenhangend en daardoor te weinig competitief. De receptuur die voor die kwalen wordt voorgeschreven, is gelijktrekking van allerlei nationale regelgeving, minder veto’s bij de besluitvorming en gezamenlijke inkoop van strategische grondstoffen. Dat klinkt ontregelend en waarderingsvol.
Zie ik het verkeerd of lees ik tussen de regels door een ‘mits’. De waarschuwing dat de Brusselse bureaucraten er met hun tengels van af moeten afblijven. Of is dat ironisch bedoeld? Lijkt me niet, geen lachebekje, die Italiaan. Ondernemers zullen er blij mee zijn.
Logisch dat wanneer je een verklaard ‘Europeaan’ een rapport laat schrijven over hoe Europa meer concurrerend kan worden, er zal worden gehamerd op verbindende samenwerking. Eenheid maakt macht en de som der delen…en zo. Maar aan dat verklaard ‘Europeaan-zijn’ zit tevens zijn Achilleshiel. Immers, zelfs voor wie vindt dat elkaar de tent uitvechten doorgaans weinig plussen oplevert, kan eenheid in verscheidenheid nog steeds een prima optie zijn. Zo zou men zich kunnen afvragen, zonder meteen het etiket: on-Europees opgeplakt te krijgen, of het organiseren van efficiëntie beter kan worden toevertrouwd aan een collectief Europa of aan de vindingrijkheid van elk land individueel.
Op voorwaarde dat de reeds prima presterende sectoren worden herkend en erkend als Europese krachtpatsers en daarom mogen rekenen op bescherming tegen verwoestende concurrentie. Niet alleen van buiten maar ook van binnenuit. Slaan we deze ‘Europese boodschap’ in de wind dan zullen minder efficiëntie, minder innovatie en minder standaardisering utopische doelen blijken te zijn. Een gezond en eigenwaardig streven naar coöptatie tussen bedrijven en andere samenwerkingsvormen zoals tussen kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid, zal de innovatieve en andere creatieve krachten vleugels geven.
Een hele waslijst die ik graag presenteer als het ASML-principe. Geplaatst binnen een Europese context: een combinatie van vroege overheidssteun, doorzettingsvermogen, technisch vernuft, regionale samenwerking en een gezonde dosis bluf.’ Verbluffend kiene succesfactoren die het rapport een stuk korter hadden kunnen maken. Als expressie van het ondernemersadagio: concurreren moet je doen.
Veertig jaar had China nodig om van een naar binnen gekeerd ‘ontwikkelingsland’ uit te groeien tot een zelfverzekerde acteur op het wereldtoneel. Al speelt op die cultureel-economische weg, van introvert naar extravert, de neiging tot eenzelvigheid China af en toe nog wel parten. Ondertussen heeft China de Europese auto-industrie links en rechts ingehaald en is het land druk bezig hetzelfde te flikken met voor windturbines, batterijen – China is de onbetwiste batterijkoning – en de techniek om waterstofmoleculen te splitsen in waterstof en zuurstof. Voeg daar nog aan toe, het bijna-monopolie op lithium, gallium, germanium en nog zo’n stel aan cruciale grondstoffen. Plus de plastics en andere goederen, afgeleverd in de Rotterdamse haven (die overigens voor 10% in Chinese handen is). En de stroom aan goedkope gadgets waarin allerlei spyware gemonteerd zou zitten om geheimen te ontfutselen aan hoogwaardige Europese bedrijven. En de aansporingen om de dreigende teloorgang van de concurrentiepositie van Europa eindelijk eens series te nemen, worden een stuk begrijpelijker.
Echter, angst is zelden een goede raadgever. Zo heeft het schrikbeeld dat Europa kan terugvallen tot het economisch niveau van China, een halve eeuw geleden, de vraag naar beschermende maatregelen opgeroepen. Tariefmuren en andere defensieve reacties, in plaats van een kloek en moedig aanvalsplan, brengen mijns inziens de strategische autonomie waarnaar zo wordt verlangd, eerder in gevaar dan dat het de concurrent uit Azië afschrikt.
Het risico is dat dit soort mercantilisme eerder geopolitieke versnippering met zich meebrengt. Waardoor ideeën voor nieuwe vormen van samenwerking – over continentsgrenzen heen – geen kans krijgen en bestaande handelsbetrekkingen onder druk komen te staan en mogelijks zelfs worden afgesneden. Wie autonoom wil zijn, dient autonoom te denken en te handelen.
Casper Jansen
PREPTALK wordt volgende week vervolgd
Photo by Kelly Sikkema on Unsplash