Enkelband Express
Zeeland voelt afgelegen. Op de een of ander manier is het altijd ver weg. Snap ’t ook wel. De enige […]
Volgens haar criticasters kan de Britse premier niet onderhandelen. Behept met een beroerd afgestemde ontvanger, waardoor subtiele diplomatieke signalen niet worden opgemerkt. Gebrek aan creativiteit en een te schorrige schelle stem waar sonoriteit geboden is. De eerste wet bij onderhandelen: neem nooit genoegen met een ‘nee’, negeerde zij. Verder was zij te bleu om de EU-onderhandelaar op z’n vestje te spugen en recht in z’n gezicht te zeggen dat hij stupide opereerde, onredelijke eisen stelde en gewoon vals bezig was.
Zo verover je geen comfortabele machtspositie. Laat staan aan het kapitaliseren ervan door haar opponent braaf door het Brexit-hoepeltje te laten springen. Ik vind dat twitteroordelen.
Om te beginnen was het aan de Brexiteers geweest te verzinnen wat er gedaan diende te worden als de tegenpartij ‘nee’ zou zeggen. De essentie van onderhandelaarschap is namelijk dat er wat te onderhandelen valt. Weliswaar mist mevrouw de premier de verbale virtuositeit om vriend en vijand te vervoeren, noch verstaat zij de kunst, geboren leiders eigen, om in te schatten wanneer het politiek hoogst haalbare is bereikt.
Maar wie er opuit wordt gestuurd om een ideaal te verwezenlijken terwijl de ruimte om te manoeuvreren ongeveer nul is, kan slechts twee dingen doen: heldhaftig stormlopen tegen de bierkaai of domweg weigeren. De Britse premier had niet het eerste maar het het laatste moeten doen. Zij – en met haar 52% van het electoraat – kon weten dat Europa bijeen wordt gehouden door een vaak moeizaam bereikt stelsel van compromissen, afspraken, regels, verordeningen en wetten. Een verstrakte en verstrengde bureaucratische rotonde waarop geen shortcuts of tegendraads verkeer zijn toegestaan. Bij hoge uitzondering kan worden afgeweken, soms, maar het is aan de gemeenschap om daarover in unanimiteit te beslissen. Voor buitenstaanders – een positie waartoe het Britse volk zichzelf veroordeelde – bestaat die souplesse niet. Naar de onderhandelaar die een kiertje in dit hermetische zwart wil wrikken, wordt beleefd geluisterd. Vervolgens wordt de poging getoetst aan de EU-spelregels. Kan ‘t, dan kan het. Kan ‘t niet, dan niet. Dat is geen onderhandelen maar afvinken. Er worden geen kaarten tegen de borst gehouden, ze liggen gewoon open en bloot op tafel. Op de keper beschouwd, had de Britse premier slechts twee opties: No-Brexit of No-Deal.
Voor wie wil doorgronden waarom die krappe meerderheid besloot een punt te zetten achter een alsmaar inniger wordende unie, biedt de kostschooljongenstheorie aangename kost. Helemaal ‘en vogue’ bij Labour en in conservatieve kringen die het neo-luddistische gepest van Boris Johnson cum suis zat zijn. Er worden dan beelden opgeroepen van lijzige landjonkers in verkruimelende landhuizen, met heraldische beesten op het bordes, beschimmelde schilderijen van voorvaders en paarden in marmeren gangen, en een geur van natte honden, havermoutpap en belegen port. Een ambiance waarin telgen uit de bevoorrechte klasse zich vermeien met een beetje schieten op vossen en korhoenders, spelevaren in gondels op de sierkarpervijver, onderwijl onvast een hit uit ‘The Mikado’ kwelend, zichzelf begeleidend op banjo of ukelele. Kortom, heel erg Henry James en zo.
Aan de waarheidsgetrouwheid van die taferelen moet ernstig worden getwijfeld. De landhuizen staan er nog wel maar die leiden doorgaans een kommervol bestaan als oudheidkamer of decor voor opnames van kunst & kitsch en kostuumfilms. Verder is de bolhoed vrijwel uit het straatbeeld verdwenen en bedienen butlers niet langer squires en baronetten maar popzangers, Russische rijkaards en Arabische oliesjeiks. Natuurlijk zijn ze er nog: de ‘gentlemen’s clubs’, hoeden op Ascott, aardbeien op Wimbledon, de Henley–regatta. En, niet te vergeten, het befaamde Oxfordaccent dat mijn inziens onderbelicht is gebleven bij de Battle of the Brexit. Want anders dan wordt gedacht is het Oxfordaccent geen bepaalde manier van uitdrukken die uitsluitend binnen een cirkel van twintig mijlen rondom het universiteitstadje kan worden gehoord. Het is een debattechniek waarmee pauzes in een speech worden ingelast. Niet aan het gebruikelijke einde van een zin maar ergens halverwege.
De hoop is dat door deze kunstmatige aarzeling niemand zo onbeleefd zal zijn de spreker middenin zijn zin te onderbreken. De adempauze dient als opmaat om aan het einde van een zin volop door te stomen naar de volgende. En dat is nog niet alles. Wie een debat wil winnen, moet allereerst zien te voorkomen dat de opgeroepen beelden door de opponent onschadelijk worden gemaakt. Onderdeel van het Oxfordaccent is derhalve de gewiekstheid om tijdens een dispuut het tegenovergestelde standpunt te herformuleren. ‘Oh, nu snap ik ‘t! Wat u eigenlijk bedoelt te zeggen, is…..’. Alleen al vanwege deze onweerstaanbare anecdotiek lijkt me dit de meest plausibele verklaring voor de referendumuitslag.
Wordt vervolgd