Door Europa
Een trein waarin je kon slapen en eten. De zoon van een Belgische bankier zag het in Amerika en vond […]
Wie de weerslag van het Brexit-gebakkelei in het Lagerhuis aan de Thames omschrijft als wanordelijk, slaat de plank mis. De populairiteit van de voorzitter – Order! – bewijst het tegendeel. Het chaotische – topsy turvy – is de ravottende besluitvorming die buiten de benauwde groene bankjes wordt bekokstoofd, in de burelen, krochten en wandelgangen van Westminster.
Daar liggen de modderpoelen klaar waarin de parlementariërs graag hun tegenstanders laten wentelen. Partijgenoten even graag als leden van Hare Majesteit Meest Loyale Oppositie. Het Britse politieke systeem zoals dat momenteel wordt gepraktiseerd, doet denken aan het droeve lot van de twee koningskinderen die’ malkander niet konden vinden, want ‘het water was veels te diep’. Voor ons, polderkinderen, moeilijk te begrijpen. Wij zouden het wel weten. ‘Maal droog die poelen! Leg met die modder dijken aan! Sla bruggen!’ Maar onze overzeese vrienden – en handelspartners – zullen meewarig het hoofd schudden en ons uitleggen dat wie binnen een bestaande machtstructuur ruimte wil creëren, slechts één ding te doen staat, namelijk die macht ondermijnen door deze te parodiëren; op z’n Engels, met de floret van de ironie.
Bij het Grote EU-Examen – vermoed dat geen Engelsman wist dat dit bestaat – was een vraag: ‘Waarom is 9 mei uitgeroepen tot Europadag?’ Het goede antwoord was dat Robert Schumann, de Franse oud – premier, op die dag, in 1950, het eerste zetje tot de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal gaf. Ik vrees dat, in de ogen van Brexiteers, dergelijke brave vragen het onomstotelijke bewijs zijn van een perfide staaltje federatieve indoctrinatie en geraffineerde geschiedvervalsing. ‘Alsof wij, in Europa, geen historie hebben geschreven!’ Je hoort ‘t ze zeggen. ‘Mogen wij misschien zo vrij zijn de dames en heren examinatoren te herinneren aan een zekere dag in het jaar 1415. Toen een doodziek en dodelijk vermoeid samenraapseltje van Engelse boogschutters, aangevoerd door hun koning Henry V, in het noorden van Frankrijk het opnam tegen een schrikwekkende Franse legermacht, met in de gelederen de fine fleur van de natie. En hoe die dekselse Engelsen toch kans zagen dat gekroonde leger bij het plaatsje Azincourt in de pan te hakken. Een van de smadelijkste nederlagen in de Europese annalen die nog steeds het Britse gemoed doet zwellen van trots.
Is het dan vreemd dat ik me de laatste tijd, op sombere momenten, wel eens afvraag wat er gebeurd zou zijn als de EU wat meer historisch besef had getoond en geen Fransman had aangewezen om de onderhandelingen te voeren. Want kan het krenkender? Revanchistischer? Dommer ook? Wat als de ‘ever closer’ unionisten, de Fransen voorop, hun huiswerk eens overdoen. Om daarna beter te snappen dat de Britten – misschien zelfs bijna allemaal – vinden dat zij wel bij Europa horen maar het continent niet toebehoren. Indachtig ook de uitspraak van Churchill dat ‘We cannot subordinate ourselves or the control of British policy to feral authorities’. En hoe elegant is het dan om begrip te tonen voor hun hang naar de broederschap der Engelssprekende landen en er tegelijk op te wijzen dat daarbuiten nergens zoveel Engels wordt gesproken dan in Europa, hoe steenkool vaak ook. Zou zo’n invoelende houding de kans niet groter maken dat een begenadigd Britse onderhandelaar het straks aandurft om, verwijzend naar de victorie van Azincourt en geïnspireerd door het leiderschap van Henry V, met bravado, aplomb en humor het referendum alsnog tot inferieur wapen te verklaren; te bot en te ondeugdelijk voor welke onderhandeling dan ook. Vervolgens te pleiten voor een heroïsche no – Brexit. En deze manoeuvre traditioneel te claimen als een tactische retraite, zijnde de vrucht van een superieure strategie. Want falen, dat nooit!
Het is nog niet te laat om de Slag om Europa te winnen. Wij, van SCEX, kunnen momenteel weinig anders doen dan ons voorbereiden op, ja, op wat eigenlijk? Wat trouwens geen excuus is om met de armen over elkaar te zitten. Laten wij daarom pleiten voor de oprichting van een ‘lieu de mémoire’ te Azincourt. Een Europees gedenkteken om ons tot in lengte van dagen eraan te herinneren dat de toekomst van Groot – Brittanië in Europa kan worden gevonden.
Azincourt was op 25 oktober, de naamdag van Sint Crispijn. Het lijkt me dé datum om voortaan, met de woorden, die William Shakespeare de Engelse koning schonk en zoals vertaald door Willy Courtaux, elk jaar in Brussel en Straatsburg gezamenlijk te declameren: ‘Wie deze dag aanschouwt en grijsaard wordt, zal ieder jaar op de avond voor Crispijnsdag zijn buren noden op een feest en zeggen: ’t Is morgen Sint Crispijn’.