Winnen met Oranje

‘Het marktdenken is doorgeschoten’. De bezorgdheid die uit dit waardeoordeel spreekt, geldt doorgaans de economie, gedefinieerd als de ideologie dat het ieder mens vrij staat om te kopen en te verkopen wat hij wil. Wie dat grote en abstracte meer behapbaar wil maken, komt al gauw uit bij de straatmarkt. Met een aanbod, variërend van dagelijkse levensbehoeften aangevuld met van alles en nog wat, tot thematische assortimenten zoals biologisch, bloemen, boeken, platen, kunst, curiosa, circulair.

De ‘markt’ is een verzamelnaam voor standplaatsen van kooplui die overal en nergens vandaan lijken te komen en daar ook hun koopwaar op de kop hebben getikt. Vanouds van alle markten thuis, zo stonden ook hun kramen. De visboer met zijn warme panharing tegenover de inkoper van een partijtje pyjama’s en naast de standwerker met het altijd weer revolutionaire aardappelschilmesje.

Vaste bezoekers begon echter op te vallen dat die verrassende kriskras ten prooi was gevallen aan ‘s marktmeesters’ lust tot ordening. Viskramen moesten bij elkaar, groenten en fruit geclusterd, kaas en noten gegroepeerd, schoenen en textiel in hetzelfde loopstraatje. Marktpleinen transformeerden naar winkelvloeroppervlakken. ‘Wel overzichtelijk’ vonden de marktbezoekers desgevraagd. Of dat ook daadwerkelijk beantwoordde aan hun diepste verlangens naar grit en congruentie tijdens het marktbezoek, was een vraag die doorgaans achterwege bleef. Heel revolutionair was die ‘branchering’ overigens niet. Iedereen die wel eens in Spanje, Italië, Hanoi of Bangkok is geweest, herkent het beeld.

In Amsterdam werden marktkooplui onlangs met een grotere omwentelingskracht geconfronteerd. In de hoofdstad is het gebruikelijk om aan het einde van de dag de kraampjes op te breken die per dag kunnen worden gehuurd, en deze de volgende dag weer neer te zetten. Net als overal. Maar er zijn ook straten, waar de verkoopwagens van de vaste uitbaters gewoon mogen blijven staan tot de volgende dag. Door verandering van de buurten is tegen die gegroeide praktijk steeds meer weerstand ontstaan. De straat wordt er tijdens de avond- en nachturen niet fraaier op en ook niet overzichtelijker, vinden steeds meer buurtbewoners.

De oplossing die door de marktmeesters is aangedragen, is om de verkoopwagens na het sluiten van de markt ergens aan de rand van de stad in een loods neer te zetten. Dat zien de kooplui bepaald niet zitten. Zij vinden dat door het dagelijks heen en weer rijden van de ‘winkelwagen’ hun ‘sappelen’ met twee tot drie uur wordt verlengd. Het tegenargument dat ambulante handel per definitie mobiel is, vinden de straathandelaren semantisch gezever; al benoemen zij dat in andere bewoordingen, kernachtiger, zeg maar. Wet wetend dat dit voor hun collega’s die wekelijks twee tot vijf ‘vaste’ standplaatsen in dorpen en stadjes hebben, de gewoonste zaak van alledag is. En dat er op markten steeds meer vanuit verkoopwagens, compleet met ovens, koeling en ander ondernemersgerief, wordt gewerkt maakt de protesten ook niet overtuigender.

Als flexibiliteit hét kenmerk is van een markt in het klein, zou diezelfde wetmatigheid dan ook voor de handel op ‘grote markten’ kunnen gelden? Die vraag drong zij bij mij op toen ik hoorde de inwoners van Noord-Ierland binnenkort verstoken dreigen te raken van hun favoriete Engelse worstje bij het ontbijt. Voortaan mogen vleesproducten alleen nog gekoeld of ingevroren naar het overzeese gebiedsdeel van het Verenigd Koninkrijk worden overgevaren.

Komt doordat de Britten, vanwege hun vertrek uit de EU, de status van ‘derde land’ hebben en geacht worden zich te houden aan het Noord-Iers protocol, behelzend dat Noord-Ierland als enige Britse regio de regels blijft volgen van de Europese interne markt en dito douane-unie. De Britse trouvaille om de douanegrens tussen Noord-Ierland en Engeland, Schotland en Wales op de Ierse Zee te projecteren – feitelijk dwars door het Verenigd Koninkrijk – kan gerust bijzonder worden genoemd. In meer opzichten, zo blijkt. Want inmiddels liggen de worstjes zwaar op de maag bij iedereen. Niet alleen aan weerskanten van de Ierse Zee maar ook op het continent.

Om de hete Aerosolen te ontlopen, waarmee EU-onderhandelaars in de Britse nek hijgen, is geopperd die Engelse worst dan maar in Noord-Ierland vol te stoppen. Zou in lijn zijn met de EU-richtlijnen die voorschrijven dat kaas uit Polen en Duitsland best Gouda mag heten zolang er maar niet wordt beweerd, of zelfs maar gesuggereerd, dat de melk uit Hollandse koeien is gemolken. Dat loslaten van die Beschermde Geografische Aanduiding kan, maar ik voel toch meer voor een oplossing die, naar mijn bescheiden mening, niet hoeft onder te doen voor het worstenprotocol dat Londen en Brussel overeenkwamen: maak van heel Noord-Ierland een ambulante markt. Door de negotie de ene dag exclusief aan te bieden aan de Ierse zuiderburen en de volgende dag de markt virtueel op te zetten aan de overkant van de Ierse Zee verschuiven de grenzen slechts op papier en blijft de illusie van een grens tussen EU en Verenigd Koninkrijk gehandhaafd terwijl niemand hinder ondervindt van handelsbeperkingen. Schengen in. Schengen uit. Weg importperikelen en exportbeperkingen. Onbeperkt worsteten!

Het zal de associatie met een groot verlies zijn geweest waardoor zich voor mijn geestesoog een verrassend perspectief ten faveure van de Nederlandse koopman ontvouwde. Zoals elke inkoper weet, zijn Ieren dol op Oranje. Althans, de protestanten, niet de katholieken. Sinds ‘onze’ protestantse stadhouder Willem III van Oranje koning van Engeland werd en de opstandige Ierse katholieken een flink pak slag gaf, is oranje voor het protestantse volksdeel meer dan een kleur. Oranje is onderdeel van hun identiteit.

Welnu, die karakteristiek maakt de orangisten tot een doelgroep voor onverkoopbare oranjespulletjes. Om redenen die te pijnlijk zijn om uit te leggen, is in ons land de markt voor die producten drastisch ingezakt. De Oranje-omzet was weliswaar in het meest optimistische scenario becijferd op slechts 0,01 procent BPP, toch vertegenwoordigt dat toch altijd nog een hoop juichcapes, toeters en pruiken die voor meer dan een habbekrats aan de Ieren kunnen worden gesleten.

Doordat de Oranjemarsen die ze in Noord-Ierland houden, altijd een hoog grim-, gram- en gromgehalte hebben, is de sfeer doorgaans nog bitterder dan een Stout. Het kan dus niet anders of de behoefte aan een sprankelend oranjezonnetje is latent aanwezig. En dat niet alleen, het hele vredesproces aldaar, zou er flink van opknappen. Wel zou ik willen waarschuwen voor marktbederf. Maak een uitzondering voor de hoofddeksels waarvoor de Goudse kaas als inspiratiebron diende. Wellicht is er voor die volvette rakkers nog een gaatje in de markt die momenteel wordt geëxploreerd door dienstverlenende garagehouders waar een gefrustreerde RIVM-er of een getergde epidemioloog met een moker oude auto’s in elkaar mag rammen. Ja beste lezers: deze nieuwe vorm van entertainment blijkt een gat in de markt.

Voor al die andere oranjerestanten zou ik zeggen: wees ambulant! Verkoop Hollandse waar, daar!

Casper Jansen

Photo by Lesly Juarez on Unsplash

Gerelateerde blogs

Bekijk alle blogs