Een goede grap

Één april. Op de eerste dag van de maand april in het jaar 1572 werd het havenstadje Brielle – Den Briel – ingenomen door de watergeuzen. Aldus ging het verloren voor de hertog van Alva, de ijzervreter die namens de Spaanse koning hier te lande de lakens uitdeelde. ‘Op 1 april verloor Alva z’n bril’.

Over de watergeuzen niets dan goeds op 1 april. Alleen, van logistiek hadden ze geen kaas gegeten. Gebrek aan interesse? Gebrek kennis & ervaring? Eerder gemakzucht, zou ik zeggen. Eerlijk gezegd waren de watergeuzen een stelletje ongeregeld. Ordinaire bandieten werden ze genoemd, of zeerovers. En dat was niet ver bezijden de waarheid. Hun métier bracht een attitude met zich mee waarbij ze zich weinig zorgen maakten over bevoorradingen proviandering. Zware tijden? Hoezo? De tijden waren altoos moeilijk. Waren de dingen op, dan gingen ze die gewoon halen. Dan hesen ze de zeilen, voeren naar een of ander kustplaatsje, ramden de poort en sloegen aan proletarisch winkelen. Het diverterend gehalte werd doorgaans verhoogd door een greep te doen in de boezelaars van de winkeljuffrouwen, of erger, veel erger. Waren er geen druiste deernen voorhanden dan waren er altijd wel een paar nonnen, want katholiek, dus dat mocht sowieso, Nee, vervelen tijdens dit ‘logistieke proces’ hoefden de watergeuzen zich niet. Altijd wel een slag te slaan, voor de vrijheid.

Wat tegenwoordig wel eens wordt vergeten, is dat de koning van Spanje toen het officiële wettelijke gezag was. De Lage Landen bij de Zee waren onderdeel van het Spaanse Habsburgse Rijk, met de hoofdzetel in Spanje. De ‘koning eer bewijzen’ was gewoon zoals het hoorde. Het ging pas fout in de relatie tussen koning en zijn ‘Nederlandse’ onderdanen toen hij de hoge heren, die het land namens hem bestuurden, wat minder eigengereid wilde maken.

Wat in bredere kringen niet werd gepruimd, was dat iedereen katholiek diende te zijn en te blijven. Protesten alom. Maar onze voorvaderen werden pas goed kwaad toen de koning de belastingen wilden verhogen. Een graai in de portemonnee, wie wordt daar niet opstandig van. Om de politieke zaken enigszins te apaiseren, besloten de hoge heren een rekest op te stellen. Met wenken en suggesties voor hoe het anders kon. Toen ze hun ‘smeekschrift’ aanboden, schamperde de hofkring dat ze zich gedroegen als bedelaars, ‘geuzen’ in het frans. Zo werd een scheldnaam een geuzennaam’.

De watergeuzen waren al een tijdje van plan om Enkhuizen met een bezoek te vereren. En toen het ervan kwam, raakte hun vloot door een straffe noorderwind zodanig uit de koers dat ze uitkwamen bij Brielle. Het toeval wilde dat een plaatselijke veerman die net een paar klanten overzette, opeens een aantal zeilen in de smiezen kreeg. Haastig zette hij zijn passagiers af en ging eropaf. Eenmaal aan boord wist hij de admiraal ervan te overtuigen dat hij met zijn mannen meer dan welkom zouden zijn. Zoiets hoorden de watergeuzen natuurlijk graag. Teruggekeerd in zijn stadje om de ontvangst voor te bereiden, stuitte de veerman evenwel op de nodige scepsis. Burgemeester Koekenbakker, zelf een kordaat katholiek, liet zich niet gemakkelijk winnen voor de protestantse zaak. De koning van Spanje afzetten, kon sowieso niet, meende hij. En stellingname die sindsdien de naam ‘koekenbakker’ geen goed heeft gedaan. Maar hij was niet de enige met bedenkingen. Zo wezen bezorgde burgers erop dat watergeuzen geen types waren om voor een halfje tarwe keurig bij de bakker in de rij te gaan staan. Terwijl de gewoonte van de watergeuzen om, als tegenprestatie voor de bevrijding, ‘seksuele boete bij de erotische vis’ te eisen, bij het vrouwelijk deel van de bevolking op geringe sympathie kon rekenen.

Over het hoe en wat blijft het gissen. Feit is dat op 1 april een groepje opgedirkte matrozen voor de poort paradeerde. En dat ze er kennelijk zo fatsoenlijk uitzagen dat ze na één keer te hebben uitgeroepen ‘In naam van Oranje doe open de poort’ de stad in mochten. Zo namen de watergeuzen Den Briel in. Op, geheel tegen hun gewoonte, ordentelijke wijze. Heroïsch, op een nette manier.

Beslist een dingetje. Zoveel fatsoen bij een ‘oorlogshandeling’ zou een reden moeten zijn om juist die dag tot nationale feestdag te verklaren. Zover is het niet gekomen. Toch was het bepaald geen grapje wat ‘de eersteling der vrijheid’ overkwam. Reden genoeg om voortaan 1 april serieus te nemen.

Casper Jansen

 

Bron: website Historisch Museum Den Briel

Gerelateerde blogs

Bekijk alle blogs

Overtuigd? Of heeft u nog vragen waar we in geloven als ketenversnellers. In de nieuwsbrief krijgt u antwoorden en blikken we vooruit wat ons beweegt.

In Suppleye vindt u alles over de laatste trends en ontwikkelingen in de vorm van artikelen, columns, handige checklists en nog veel meer. Welke categorie is voor u interessant? Als u niks wilt missen, meld u dan aan voor de nieuwsbrief of volg ons op LinkedIn.

Inschrijven