Hup met de hub

Had het wat uitgemaakt? In 1938 vroeg de regering aan het gemeentebestuur van Amsterdam wat zij ervan vonden om een centraal vliegveld aan te leggen bij Leiderdorp. Schiphol zou dan worden gereserveerd voor de militaire luchtvaart. De Amsterdammers vonden het een waardeloos voorstel. Een centraal vliegveld voor Nederland: prima. Kwam goed uit want dat was er al. Schiphol accommodeerde het meeste luchtverkeer. Naar tevredenheid.

KLM zag er wel wat in, een vliegveld, onder de rook van Den Haag. Deftig. Regeringscentrum en zo. Amsterdam hield voet bij stuk. Mokum was ‘de aangewezen plaats voor een wereldluchthaven’. Geluidsoverlast speelde geen rol. Vliegen was avontuur. Vliegen ging niet over decibellen maar over toekomstmuziek. En die klonk boven Aalsmeer en Halfweg net zo welluidend als in het zwerk ter hoogte van Leiden en Lisse. En een ‘footprint’ was iets voor detectives.

Tachtig jaar later kunnen we vaststellen dat die bestuurlijke visie op de ontwikkeling van de internationale luchtvaart nog niet zo gek was. Geen transportmodaliteit die zich zo spectaculair ontwikkelde. Alleen, wat een visitekaartje van Nederland Distributieland had moeten worden, veranderde in een rouwkaart. Het milieu kan het niet meer aan. Vliegschaamte deed z’n intrede. Al zijn de geleerden het er nog helemaal over eens of de afkeer van vervoer per vliegtuig meer werd ingegeven door pandemische schrik of toch eerder door bekommernis voor smeltende gletsjers.

Voor vliegen zijn vliegvelden nodig. Om te vertrekken en te arriveren. Of als tussenstop voor vracht en passagiers. Schiphol wilde niet alleen de beste zijn, de hub der hubs, maar ook de goedkoopste. Twee marktambities die zelden in samenhang te verwezenlijken zijn. Niet in de lucht en niet op de grond of zelfs maar eronder. De onwelriekende geur van neoliberale gebakken peren die opsteeg uit de kelders en krochten onder de luchthaven, werd veroorzaakt door een horrorlogistiek met rammelende ketens en krakende schakels. Dit misbaar is een resonantie van het sjouwersloon van een ‘koffergooier’. Iets meer dan een tientje per uur. Een werkgeverswerkelijkheid waarvan we dachten dat die alleen in Qatar, bij de bouw van voetbalstadions, bestaat. Dat werk!

Over topsport gesproken. Wat er in de tunnels en spelonken van onze nationale luchthaven wordt gepraktiseerd is topsport. Zo worden bij de kofferestafettes spieren, gewrichten en pezen gebruikt die elk mens gebruikt; zij het doorgaans voor andere bewegingen, functies, doeleinden. Discuswerpers en kogelstoters zouden wel gek zijn om zo te werk te gaan. Voor het afhandelen van bagage op Schiphol moet je de Iron Man hebben gedaan. Ik betwijfel of de bedrijfsartsen voor Schiphol die discipline als maatstaf nemen bij de keuring. Of neem hordelopen. Na de finish zie je de atletes vaak uitgeput tegen de grond gaan. In de bagagelogistiek is dat ondenkbaar. Want dan vertrekt het vliegtuig te laat of met de helft van de koffers. Het is een race zonder winnaars. Een ratrace! Een ‘race to the bottom’…

Over hoe het zover heeft kunnen komen, priemen de wijsvingers alle kanten op. Natuurlijk, we kunnen ons verliezen in beschouwingen over goed werkgeverschap, ethiek en arbeidsrecht. Maar we kunnen het ook simpel houden. Wat er bij de bagageafhandeling op Schiphol gebeurt, is werk dat zich op de een of andere raadselachtige manier aan de bittere realiteit lijkt te onttrekken. Niemand die ze ziet, die pakkers en oppikkers, dragers en heffers, stouwers en sjouwers. Krioelend in de krochten van de bagagekelder en op de platforms. Kabouters doen dat ook, zeggen ze. Kennelijk geloven ze bij de Arbeidsinspectie in sprookjes. Want in geen twaalf jaar keken ze om naar dat werk, daar beneden. Hup met die hub! De omstandigheden in aanmerking nemend, was het toepasselijker geweest om het Staatstoezicht op de Mijnen ernaar te laten kijken.

Terug naar mijn beginvraag. Had het iets uitgemaakt of Schiphol dichter bij Den Haag was komen te liggen? Niet voor de koffersjouwers. Sterker nog. Gezien het feit dat onze regering heel veel aandelen: Schiphol bezit, is ‘Den Haag’ – als onze hoeder van wetten en regels, ook op ARBO-gebied – nog nooit zo dichtbij geweest.
‘Wat nergens op lijkt, is echt’ zei Jules Deelder. Welnu, de manier waarop op Schiphol de bagage moet worden afgehandeld, lijkt nergens op! Dick Benschop weet er ondertussen alles van.

Casper Jansen

 

Photo by Rita Candeias on Unsplash

Gerelateerde blogs

Bekijk alle blogs

Overtuigd? Of heeft u nog vragen waar we in geloven als ketenversnellers. In de nieuwsbrief krijgt u antwoorden en blikken we vooruit wat ons beweegt.

In Suppleye vindt u alles over de laatste trends en ontwikkelingen in de vorm van artikelen, columns, handige checklists en nog veel meer. Welke categorie is voor u interessant? Als u niks wilt missen, meld u dan aan voor de nieuwsbrief of volg ons op LinkedIn.

Inschrijven