Knollenknallers

Van otters is bekend dat ze rivierwater lekker vinden. Mits schoon en helder. Met graag een visje erbij. Zoals de Biesbosch of de Weerribben. ‘Best lekker watertje’ meende de otter . ‘Heerlijk helder H2O’ gorgelde hij. Vissers denken er net zo over. Al beoordelen zij de waterkwaliteit afstandelijker: vanaf de wal, niet erin. Voorzien van een waterpas gesteld stoeltje, meelwormpje aan de haak, lokaas in de viskoffer en het juiste materiaal om een brasempje te hengelen.

Er zijn evenwel ook andere meningen over water. En dan heb ik het niet over de deplorabele staat van de bruine vloot, het stroeve verloop bij het opkalefateren van sluizen of de roestende fietsen die uit de grachten worden gedregd. Ik heb het dan over de waterleidingsbedrijven die alarm slaan.

Het kost hen steeds meer moeite – en geld – om water uit de kraan te laten komen dat veilig gedronken kan worden. En dat nog steeds kan concurreren, qua prijs en kwaliteit, met water uit flessen. En daardoor ook zeer geschikt voor de techniek waarmee water, via geurstoffen, allerlei smaakjes krijgt terwijl de hersenen ‘denken’ dat die heerlijke flavour ín het water zit. Geen dikmaker of zoetnamaker is deze smaaktransitie best wel welkom in een tijd dat alles minstens naar iets anders schijnt te moeten smaken dan het is.

Alleen, nepsmaken maken het water niet gezonder of schoner zullen de waterbedrijven denken. Voordat het uit de kraan mag komen, moeten eerst de cyanide, nikkel, kwik, vanadium, arseen, microplastics en nog heel wat andere watervijandige stofjes eruit worden gefilterd. Het gekke is dat deze, onze gezondheidsbedreigende, stoffen komen van chemische bedrijven die deze ‘complexe afvalwaterstromen’ gewoon legaal mogen lozen in de rivieren.

Niet alles, en niet zomaar, maar wel in beetjes. Dat er bij dat vergunningenverplichtende proces soms een ventieltje dienstweigert waardoor maximale toegestane hoeveelheden worden overschreden, is vooral pech voor het bedrijf dat het overkomt want die moet ‘sorry, sorry’ roepen en vervolgens de hele bliksemse zooi weer schoonmaken. En dat kost een duit. Maar voor het water kan zo’n bedrijfsongevalletje catastrofale proporties aannemen. Dooie vissen. Membraanproblemen in het waterlaboratorium.

Is een simpele oplossing denkbaar? Jawel! Het kernachtigst werd dat laatst onder woorden gebracht door iemand – niet de otter – die vond dat we zo wel erg ingewikkeld bezig zijn. ‘Als die rotzooi niet in het water komt, hoeft ook niemand die rotzooi eruit te halen!’

Diezelfde redenering gaat ook op voor de plannen voor diepzeemijnbouw. Steeds meer gaan begerige blikken richting de bodem van de oceaan. Daar liggen mangaanknollen. Het nikkel, ijzer, koper en kobalt dat in die knollen zit, hebben we hard nodig om te voldoen aan de alsmaar groeiende vraag naar elektrische auto’s en smartphones. Aldus stellen de CEO’s die voor hun klanten niets liever doen dan de zeebodem omwoelen om die kostbaarheden naar boven te kunnen zuigen.

Zo’n waterwoeler hoorde ik laatst beweren dat we ons niet zo druk moeten maken want het gaat ‘slechts’ om een paar procent van het totale zeebodemoppervlak. Dat argument hoor je vaker als iemand iets ingrijpends salonfähig probeert te maken. De potentieel kwalijke impact op het ecosysteem – de troggen en onderwaterbergen, en de ‘oases van leven’ in die nog grotendeels duistere diepzee – wordt zo gereduceerd tot iets nietigs. Inderdaad, zo worden knollen voor citroenen verkocht.

Het probleem bij diepzeemijnbouw is dat de controle op de naleving van vergunningen – wie vergunt hier eigenlijk – zo mogelijk nog beroerder is geregeld dan bij de chemische bedrijven. De bodem met de knollen behoort aan een land en het water erboven is van de internationale gemeenschap. Bovendien, hoe kan je een vergunning verlenen voor een activiteit in een gebied dat voor de wetenschap nog grotendeels onbekend is. Dit soort ‘Vissen in troebel water’ maakt dat het verzorgingsbeginsel, waarbij kennis of juist het gebrek eraan centraal hoort te staan, zal verworden tot een papieren tijgerhaai.

De knollenknallers zullen ons voorhouden dat water veel kan hebben. ‘Luister naar die otter. Die hoor je niet klagen. Lekker watertje, zei ie toch?’ Blijft zo want op de bodem van de Biesbosch liggen geen mangaanknollen. En trouwens, daar diep beneden in die oceaan, zwemmen geen otters. Voor zover we weten althans.

Casper Jansen

Photo by Andreas Schantl on Unsplash

Gerelateerde blogs

Bekijk alle blogs

Overtuigd? Of heeft u nog vragen waar we in geloven als ketenversnellers. In de nieuwsbrief krijgt u antwoorden en blikken we vooruit wat ons beweegt.

In Suppleye vindt u alles over de laatste trends en ontwikkelingen in de vorm van artikelen, columns, handige checklists en nog veel meer. Welke categorie is voor u interessant? Als u niks wilt missen, meld u dan aan voor de nieuwsbrief of volg ons op LinkedIn.

Inschrijven