Door Europa
Een trein waarin je kon slapen en eten. De zoon van een Belgische bankier zag het in Amerika en vond […]
De logistiek van koffiedrinken op het station leent zich voor een mooie, herkenbare vertelling. Eigenlijk drinken Nederlanders hun koffie helemaal niet zo heet. Misschien dat die les voor het inburgeringsexamen dan toch herzien moet worden, bedenkt Casper zich.
Koffie? Goede vraag en vaak de eerste vraag die we stellen aan onze visite of bij de start van vergaderingen. Klink kordaat, lekker kort. Misverstanden uitgesloten zou je denken. Hoogstens de suikerkwestie of het melkwolkje kunnen de communicatie nog vervuilen. Hoe ogenschijnlijk normaal ook, minder ingeburgerde Nederlanders schijnen erdoor in de grootste verwarring te worden gebracht. Want, nauwelijks hebben ze – in het kader van hun actieve inburgering – een voet over de drempel van zo’n Nederlands rijtjeshuis gezet of zij krijgen dat woord toegeblaft. Een keffende ‘k’, gevolgd door wegblazende ‘ff’ s en eindigend op een schrille ‘í’. Wat bedoelt die autochtoon toch met die schreeuw? Zijn we misschien te vroeg? Is er iets wereldschokkends in de wijk gebeurt? Poes dood? Of is dit een demonstratie van het nuchtere klankkortschrift waarop Nederlanders zich zo graag laten voorstaan en dat zoveel betekent als ‘kom binnen beste mensen, gezellig!’
Toen ik laatste hoorde dat Zwitserse kaas beter gaat smaken als er tijdens het rijpen muziek ten gehore wordt gebracht, begreep ik dat misverstand beter. Ons ‘koffie’ klinkt inderdaad minder als soufflé en meer als korst. Maar later, ter voorbereiding op het inburgeringsexamen, zal de nieuwe burgers ongetwijfeld te verstaan zijn gegeven dat koffie onze nationale drank is. En dat we samen met de Zweden en de Oostenrijkers met ruim150 liter per jaar in de top tien van koffiedrinkers staan.
Wie vervolgens weet te vertellen dat ‘wij’ die koffie het liefst vers gezet drinken, heet, dus eerst gezellig blazen en zo, heeft het paspoort al bijna op zak. Ten onrechte want door die laatste situatie te doceren, zadelen we onze nieuwe buren op met informatie die eerder ruikt naar nostalgie dan naar koffie. Zoals Nederlanders minder tolerant zijn dan ze denken, zo drinken zij de koffie ook minder heet dan die wordt geschonken.
Om deze steen in de vijver van ons nationale narratief te rechtvaardigen, zal ik het logistieke proces schetsen van een koffiedrinker op een station. We stappen het perron op, met in de hand een enorme kartonnen beker voorzien van een deksel met een slurp gaatje. Ha, eerst een slokje. Heet! Dan maar eerst met de andere hand aandacht schenken aan de overige handbagage; tas, tablet, krant, vouwfiets of hondje aan de lijn. Niet zelden in acrobatische figuraties.
Gedurende die handtastelijkheden wordt de beker angstvallig vooruit gestoken als een soort zwaailicht maar dan zonder zwaai en licht. Na volmaking van het arrangement is het tijd voor een belonende slok. Maar terwijl het hoofd lichtjes wordt geheven zodat de mond de koffie kan ontvangen, valt onze blik op de display. De eerstvolgende trein vertrekt over vijf minuten. Die willen we natuurlijk halen, want wachten op een trein of op iets anders of op wat dan ook, daarop is onze ‘Ik’ niet meer ingesteld. Dus sluiten we even later aan in het drommetje met mede-koffiebekerhouders, vol opgekropt geduld wachtend totdat de portieren opengaan.
En de reiziger die steevast later uitstapt dan ieder ander, gelukkig voldoende soepel in de heupen is om, terwijl wij al doende zijn binnen te dringen, onze koffiebeker te ontwijken. Daarna een plaatsje zoeken voor onszelf, onze handbagage en de koffiemok. Het troostende slokje koffie gulpt schielijk naar binnen doordat de trein met onverwachte hikkende beweging de dienstregeling vervolgt. Gelukkig geen verbrande tong want de koffie is dan allang zo heet niet meer. Plaatsen we dit traject in logistiek perspectief dan is de onontkoombare conclusie: Nederlanders willen hun koffie gloeiendheet om het daarna lauw te drinken.