D-Day en de Red Ball Express

Vandaag, 6 juni, op de kop af 75 jaar geleden, vond in Frankrijk de grootste militaire invasie uit de Europese geschiedenis plaats. D-Day. Vier weken na ‘De Langste Dag’ van de Tweede Wereldoorlog zette het Amerikaanse Derde Leger, tot die tijd in reserve gehouden, de uitbraak in naar het Franse achterland. De omsingeling van de Duitse troepen verliep zo voorspoedig dat de geallieerden binnen enkele weken Parijs tot op 167 kilometer waren genaderd. Elf dagen eerder dan waarmee ze rekening hadden gehouden. Die terreinwinst kostte de logistieke militaire experts de nodige hoofdbrekens.

‘I am with Patton’

De Amerikanen stonden onder leiding van generaal George S. Patton, een grofgebekte vechtjas die met robuuste meningen regelmatig zijn superieuren in de gordijnen joeg. In navolging van zijn grote voorbeeld – Napoleon – was hij dol op strijdlustige speeches. Zo riep hij met zijn falsetstem uit dat het weinig zin had om voor het vaderland te sterven, omdat je dat beter die kerel tegenover je kon laten doen. Niemand die het met ‘Old blood and guts’ oneens was. Ook zijn stelling dat de lengte van een zwaard genoeg was geweest om het Romeinse Rijk te stichten, kon op instemming rekenen. Zijn manschappen gingen voor ‘Georgie’ door het vuur. ‘I am with Patton’ gold als een visitekaartje.

De opmars naar D-Day

Het gebied in Frankrijk waar het Derde Leger opereerde kende de generaal op z’n duimpje. In zijn studietijd was hij er meermalen geweest. Verder geloofde hij – als overtuigd cavalerist – in snelle beslissingen, uitvoering zonder dralen en gecalculeerde brutaliteit. Zijn strategisch motto: ‘Beter een driest plan vandaag, dan een perfect plan volgende week’ loonde. De opmars verliep zo gesmeerd dat het front bijna per kilometer veranderde.

Een tempo dat de bevoorrading van voedsel, munitie, brandstof, wapens, kleding en medicamenten nauwelijks kon bijbenen. Binnen de kortste keren bedroeg de afstand tussen de oprukkende troepen en de dichtstbijzijnde legerdump circa vijfhonderd kilometer. “Het zal me toch niet gebeuren dat ons leger niet door de vijand, maar door ons eigen toedoen tot staan wordt gebracht”, riep een ketenkerel vertwijfeld uit. En dat was niet overdreven want de frontsoldaten gunden zichzelf niet eens tijd om te eten. Voor het klaarmaken van de inderhaast toegeworpen rantsoenen – 35 ton voor een divisie – gebruikten ze hun helm. “Ze kookten en kakten erin”, observeerde een recent bevrijde Fransman met gevoel voor detail.

Logistieke ongemakken

Het Amerikaanse leger was sterk gemotoriseerd. Volgens de plannenmakers zou brandstof niet alleen over de weg of per spoor, maar ook via pijpleidingen worden aangevoerd. Goed bedacht, alleen was het probleem op het spoor dat veel rails kapot waren gebombardeerd  terwijl de aanlegsnelheid van de pijpleidingen maximaal 48 kilometer per dag vergde. Gewoon niet snel genoeg. Tijdens een confrontatie met de vijand gebruikte een divisie 473.000 liter brandstof per honderd meter die er werd opgeschoven. Feitelijk was dus het hele leger, wat de suppletie van de goederen betrof, grotendeels aangewezen op rollend materieel terwijl daarop nota bene voor de aanvang van de invasie nog behoorlijk was beknibbeld.

Red Ball Express

Het geïmproviseerde netwerk van vrachtwagenkonvooien werd bekend onder de naam Red Ball Express. ‘Rode Bal’, omdat dit spoorwegjargon was voor hoge snelheidstransporten. Een macho-naam voor een transport dat zich over landweggetjes en langs kapotgeschoten materieel moest zien te wurmen. Verder veroorzaakten ordeloze tegenliggers en panne aan de eigen voertuigen om de haverklap opstoppingen. Menig keer was de verkeerschaos zo groot dat de generaal in hoogst eigen persoon het verkeer stond te regelen.

27/7 40 km per uur

Een typische ketenoplossing was om een machtige ‘loop’ in te stellen, exclusief voor logistieke doeleinden. De lus kon non-stop functioneren, 24/7, heen en terug. Om de stroom van goederen gaande te houden, werden twee aparte routes geopend tussen de Franse haven Cherbourg en de binnenlandse logistiek basis bij Chartres, circa 400 kilometer ten oosten van Cherbourg. De noordelijke route werd gebruikt door geladen vrachtwagens en via de zuidelijke route reden de lege vrachtwagens terug naar de haven. De gemiddelde snelheid van de colonnes was ongeveer 25 mijl of zo’n 40 kilometer per uur[1] en er werd dag en nacht gereden. Voertuigen van een konvooi mochten elkaar niet passeren en hetzelfde gold voor verschillende konvooien.

Op het hoogtepunt van de ‘Express’ – op 29 augustus 1944 – waren een kleine 6.000 voertuigen en circa 50.000 man in de weer om elke nodeloze vertraging voor te zijn. Zij brachten 12.500 ton vracht naar de frontlinie en verbruikten per dag circa 1 miljoen liter, aan brandstof. Het transportsysteem werkte van 25 augustus 1944 tot 16 november 1944, de dag dat de haven van Antwerpen beschikbaar kwam voor het lossen van geallieerde transportschepen.

Het eeuwige gevecht tegen zweetvoeten

De kolonel, onder wiens bevel dat karwei werd geklaard, kreeg de eretitel: ‘Bekwaamste kwartiermeester sinds Mozes’. Misschien wel van zijn generaal, die zelf erg van lekker eten hield en vond dat het ontbreken van gebakken aardappelen bij het ontbijt wel eens de verklaring kon zijn waarom Napoleon de Slag bij Waterloo had verloren. Ook liet hij extra sokken aanrukken omdat je van zweetvoeten voetschimmel kreeg en, volgens de bevelhebber, vocht dat niet lekker.

Zonder hun logistieke kennis en vakkundigheid zou de bevrijding van Europa beslist langer hebben geduurd. Goed om daar – 75 jaar na dato – nog ’s even bij stil te staan.

Casper Jansen

D-day

Gerelateerde blogs

Bekijk alle blogs

Overtuigd? Of heeft u nog vragen waar we in geloven als ketenversnellers. In de nieuwsbrief krijgt u antwoorden en blikken we vooruit wat ons beweegt.

In Suppleye vindt u alles over de laatste trends en ontwikkelingen in de vorm van artikelen, columns, handige checklists en nog veel meer. Welke categorie is voor u interessant? Als u niks wilt missen, meld u dan aan voor de nieuwsbrief of volg ons op LinkedIn.

Inschrijven