Enkelband Express
Zeeland voelt afgelegen. Op de een of ander manier is het altijd ver weg. Snap ’t ook wel. De enige […]
‘Ik doe de inkoop’. Wie zich vroeger zo voorstelde, kon rekenen op geïnteresseerd gehoor. De mededeling maakte je dan misschien niet meteen tot de gangmaker op het feest maar luisteren deden ze wel. ’Inkoper, goh, wat leuk zeg! En wat koop je dan al zo in?’ Ik koop in, dus ik ben.
Tegenwoordig zijn inkopers meer op hun hoede. Komt door corona. Er valt corona veel te verwijten, en dit dus ook. Sinds er virusverdelgers in het geding zijn, van mondkapje tot vaccin, wordt het nobele specialisme van medisch inkoper onderwerp omgeven met meewarigheid. Hoon zelfs, nadat er berichten in de media verschenen over bedenkelijk inkoopgedrag, gigantische voorraden en onverwachte bijwerkingen. Er gaapt een kloof tussen identiteit en imago. Gezien de professionaliteit van de medische inkoopsector zal die kloof heus wel weer worden gedicht. Maar ondertussen zit de hele beroepsgroep er maar lelijk mee.
Al denk ik dat dit altijd wel zo geweest is, met het vak van inkoper. Zo mopperde mijn vader altijd dat Nederlandse winkels, na de tweede Werelddoorlog, werden volgestouwd met goedkope producten uit Japan. Kinderspeelgoed dat binnen de kortste keren uit elkaar viel en inferieure kopieën van elektronica. Ter verdediging van de Japanners kan worden aangevoerd dat het in hun cultuur zit om eerst ‘de meester’ te volgen en daarna zelf met het geleerde hun slag te slaan. Welnu, die theorie lijkt aardig te kloppen.
Lang waren de Japanse producenten van auto’s en elektronica hun eigen meester en niemand s knecht. Al moeten ze tegenwoordig een tandje bijzetten om de race naar de wereldmarkten niet te verliezen. Met China ging het net zo. Eerst maakten ze daar vooral heel veel lelijke dingen die alleen door hun spotgoedkoopte als ietsje minder lelijk werden gepercipieerd. Voor prullaria draaien ze in China nog steeds hun handen niet om. Maar net als de Japanners hebben de Chinezen supersnel geleerd dat er ook aan hoogwaardige producten goed te verdienen valt. Zo goed zelfs dat op sommige van hun afzetmarkten ‘Made in China’ opeens eng wordt gevonden.
En altijd weer, zit de inkoper ertussenin. Telkens blijft de vraag of het ingekochte product statusverhogend werkt of er afbreuk aan doet. De nieuwe proef op de som is aanstaande. Oranje. Gewoon een kleur die soms in de mode is. Een kleur met historische connotaties. Een kleur die uitnodigt tot met patriottische expressies. Zo wordt ‘oranje’ tijdens internationale voetbalkampioenschappen opeens een gevoel; fierheid afgevuld met bier.
Nu is er met het uiten van gevoelens niets mis. Volgens gelukwetenschappers doen we dat nog te weinig. Zou kunnen. Maar dan toch niet tijdens een voetbalfestijn. Dan lopen ze hoog op, onze emoties En dan is zijn het de inkopers, en niet de psychologen, die op de proppen komen met remedies om onze nationalistische opkroppingen te kanaliseren. Met oranje kaasmutsen, oranje juichjurken en andere oranje lolligheid. Waaronder, ongetwijfeld, oranje snikdoeken, als tijdens de halve finale alle schoten van ‘Oranje’ niet onder, maar op de lat eindigen.
Over de werkzaamheid van dit orangisme valt, zoals altijd bij smaak, te twisten. Wie stelt dat bij oranjegekte de scheidslijn tussen stijlvol en wansmaak flinterdun is, zo niet non-existent, mag rekenen op felle kritiek. Al is diens ongelijk aantonen, weer een ander chapiter. De wijze inkoper doet er dus maar beter aan zich gedeisd te houden. Inkopen gaat immers niet – primair – over smaak maar over vraag of behoefte.
Van de legendarische voetballer Jan Wouters is de uitspraak ‘Zo af en toe raak ik een bal verkeerd, en dan vliegt ie er wel eens in’. Lijkt me een aardige typering van het hachelijk inkoopproces van oranjekleurige feestproducten. Want ‘vliegt ie er in’ dan is dat een schot in de roos oftewel een inkoopsucces. Een inkoppertje om op een feestje mee te pronken. En omstanders te horen zeggen: ‘Eigenlijk best leuk, dat vak van inkoper!’
Casper Jansen